dinsdag 28 juli 2009

NK Honderd Meter Sprint...




Opperste concentratie.
Ik ben zeer gespannen, de adrenaline giert door m’n lichaam.
Het mag nu niet fout gaan, deze kans krijg ik waarschijnlijk nooit meer!
Mijn voeten plaats ik tegen de blokken, die ik zojuist nog op de juiste afstand heb vastgemaakt.
Terwijl ik mijn handen op de juiste plaats plaats, zo net achter de witte startstreep, kijk ik nog even naar voren richting finish.
Het moment is gekomen.
Ook de starter gaat in positie staan.
Dan gebeurt het.

Op het moment dat ik weer naar beneden wil kijken om me nu volledig van de buitenwereld af te gaan sluiten, zie ik haar in mijn ooghoek verschijnen.
Een oud grijs vrouwtje met om haar rechterarm een knalrood boodschappenmandje geklemd.
Ze blijft net voor de speciaal voor dit evenement aangelegde gravelbaan staan en de verbaasde blik in haar ogen verraad dat ze hier niet naar toe is gekomen om mij of m’n tegenstander aan te moedigen.
Mijn tegenstander. Mijn enige tegenstander overigens. Dit is nog eens wat je noemt een échte finale!
De baan bestaat uit zes banen, maar alleen baan drie en baan vier zijn bezet.
Baan drie is voor mij, baan vier wordt bezet door mijn opponent.
Nu wil ik mijn tegenstander beslist niet onderschatten, hij is immers niet voor niks in de finale gekomen, toch voel ik mij op dit moment licht favoriet.
Zeker na mijn eerste valse start, waarbij ik alle hoop op een goede afloop leek te verliezen en na mijn tweede valse start waarbij ik al gediskwalificeerd had kunnen zijn.
Had kúnnen zijn, want ware het niet dat ik inderdaad vóór het startschot vertrokken was, die starter wachtte verdomme wel heel érg lang naar mijn gevoel!
Ik had het aangevochten bij de wedstrijdcomissie en na de beelden uitvoerig teruggekeken te hebben waren ze tot de conclusie gekomen dat ik inderdaad gelijk had.
Nihil weliswaar, maar toch. De tijd tussen ‘klaar’ en het startschot mag niet langer duren dan vier hele seconden. De vier komma twee seconden die de starter erover had gedaan was dus onreglementair, was ik in het gelijk gesteld en had mijn gevoel me gered.
Na deze opsteker voelde ik me oppermachtig en zou ik het goud niet meer aan mijn neus voorbij laten gaan!

Dan zet het bejaarde vrouwtje een stap op de wedstrijdbaan met de intentie om nog voor het startschot over te steken.
Ik twijfel geen moment en loop met gesnelde pas naar het vrouwtje toe.
Ondertussen kijk ik de starter aan en zeg dat hij nog even moet wachten met zijn pistool.
Gelukkig krijg ik een goedkeurende blik van de man die ik nog niet zo lang geleden alles toewenste zolang het maar een combinatie van de tyfus, de pleuris en de knokkelkoorts was geweest en hij laat zijn arm zakken.
“Mevrouw!” schreeuw ik over de baan, “U mag niet op de baan komen hoor, dit zijn de Nederlandse Kampioenschappen Honderd Meter Sprint in de Supermarkt!
U moet terug en even wachten tot we klaar zijn!” terwijl ik naar de zijkant van de baan wijs, de plaats waar de vrouw de baan op is gekomen.
“Wat heb ik daarmee te maken?” roept de vrouw bits terug. “Ik kom hier boodschappen doen!”
“Ja, dat begrijp ik”, probeer ik begripvol doch lichtelijk geïrriteerd, “maar U moet eventjes geduld hebben en even naast de baan blijven wachten.”
Inmiddels ben ik bij de vrouw aangekomen en neem haar bij de arm.
“Waarom ben ik dit eigenlijk aan het doen?” denk ik op dat moment bij mezelf. “Dit is toch eigenlijk echt iets voor de wedstrijdcommisie!”
Terwijl ik haar wil meenemen stribbelt ze tegen. “Ik hoef alleen maar even spinazieblokjes uit het vriesvak te hebben hoor!” probeert ze.
“Straks mevrouw, straks…” zeg ik met een diepe zucht en een blik op onweer.
Nadat ik de vrouw heb teruggebracht waar ik ze voor het eerst in mijn ooghoek zag, loop ik terug richting de start.
Mijn tegenstander is er bij gaan staan, de starter staat nog op dezelfde plek, onbewogen als aan de grond genageld.
Eerst maar weer eens even mijn spieren losgooien.
Dan geeft de starter het teken dat mijn tegenstander en ik moeten plaatsnemen, maar voordat we goed en wel klaar zitten zie ik het oude gebouw de baan al weer oplopen.
Weer bedenk ik mee geen moment, wijs de starter op het overstekende gevaar en ren nu richting het kreng.
Ziedend en stijf van de adrenaline storm ik op haar af.
“Mevrouw! Wat heb ik nou net gezegd? Gewoon effe wachten ja?!”
Ik grijp haar bij haar jas en sleur haar mee als was het een hond die net tegen het been van m’n gloednieuwe vriendin heeft staan te piesen. Als er één m’n gloednieuwe vriendin onder pist dan ben ik het zelf wel, maar dit terzijde…
“Ik wil alleen maar…” probeert de bejaarde, nu ook met een behoorlijk verheffende stem, maar door zeer luid en effectief “BEK HOUDEN!” in haar oor te schreeuwen, beoog ik het gehoopte resultaat.
De vrouw staat beduusd weer naast de baan.

Mijn concentratie is gedaald tot een nulpunt en begin te twijfelen of ik deze finale überhaupt nog goed ga doorkomen.
Terwijl we voor de zoveelste keer in de juiste houding gaan zitten, holt de vrouw de baan over richting de koel-en zuivelafdeling.
Nu ben ik het écht zat met deze spinaziehoer en trek een sprint als was het voor de finale van de ‘Nederlandse Kampioenschappen Honderd Meter Sprint in de Supermarkt’.
De heks hangt al met haar hoofd voorover in de vriezer, maar voordat ze het groene pakje met de spinazieblokjes kan grijpen, block ik haar als een heuse American-Football speler.
Met een harde klap smakken we op de gele tegeltjes van de supermarkt, net naast de rode gravelbaan.
Vervolgens ‘help’ ik haar half overeind en sleur haar aan haar grijze haren de baan over.
Aan de andere kant gekomen geef ik haar een ferme geplaatste trap tegen haar heup, bij een hoop bejaarden toch de meest zwakke plek, waardoor ze achterover tegen een stelling valt die gevuld is met voordeelblikken tomatensoep.
De stelling kiepert om en de vrouw wordt bedolven onder de stelling én de blikken soep.
‘Nu 250ml extra’, valt er op een blik te lezen.
Het gerimpelde hoofd is het enige wat boven de stapel uitsteekt en ik ontdek in een oor een gehoorapparaat.
Vlak voor deze luidspreker gil ik “WIE NIET HOREN WIL, MOET MAAR VOELEN!” en loop moe maar voldaan richting de wedstrijdbaan.
Halverwege zie ik dat de gegrilde kipfilet in de reclame is en bedenk me om na afloop van de wedstrijd een pakje of twee te kopen.
“Wel even de houdbaarheidsdatum in de gaten houden”, bedenk ik me, “je hoort zoveel enge verhalen met salmonella tegenwoordig…”

Voor de zoveelste keer maken mijn tegenstander en ik ons klaar voor de start.
Nu ik al behoorlijk wat energie verspilt heb, acht ik mezelf weinig kans meer toe.
Wat een enorme kutzooi!
Had me zo ontzettend goed voorbereid voor dit kampioenschap.
Wat ik er allemaal niet voor heb laten schieten!
M’n bezoekjes aan mijn vaste prostituee, het potenrammen in het parkje achter ‘Centraal’ en de doordeweekse bingo-avond met m’n moeder. Alles had ik op een zijspoor gezet zodat ik vol voor m’n sport kon gaan en me optimaal had kunnen voorbereiden.
“Ik ga gewoon als een blinde van start en ik zie wel waar ik eindig, ik heb niets meer te veliezen!”
In de verte hoor ik iemand ‘klaar’ zeggen.
Mijn kont gooi ik in de lucht.
Elke spier en elke vezel in mijn lichaam staat gespannen.
Dit is het moment.
Dan een schot…

Honderd meter verder komt er een einde aan de mooiste dag uit de geschiedenis, vlak voor de prei en de spitskool van de groente-afdeling.

De rest is geschiedenis.
Of ik gewonnen heb?
Ach, ik schep er niet graag over op…
Een groot sportman zoals ik blijft daar bescheiden onder!